In de vakantieperiodes vertrekken Nederlanders massaal naar het buitenland. Lekker de zon opzoeken en die welverdiende rust pakken. Voor de meesten is dit helaas slechts van korte duur. Twee, drie weken meestal; de echte geluksvogel kan zich misschien een maand aan vakantie permitteren. Daarna keren we terug naar huis en begint het echte leven weer. Maar wat zou er gebeuren als je niet terugkomt? Dit klinkt misschien niet als een realistische vraag, maar toch is het dat wel voor veel gemeenten. Ook Kennisinstituut Gemeenten en haar werknemers zien deze vraag voorbij komen. Het komt namelijk regelmatig voor dat iemand ergens op een adres ingeschreven staat, maar hier feitelijk helemaal niet lijkt te wonen. Ook buiten de vakantieperiode.
Uitschrijving
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor een goede bijhouding van de Basisregistratie personen (Brp) en hebben de bevoegdheid om mensen op eigen initiatief uit te schrijven. Als de gemeente hiertoe overgaat en iemand het er niet mee eens is dan kijkt de rechter naar artikel 2.22 Wet basisregistratie personen (Wet brp). In artikel 2.22, eerste lid, Wet brp staat:
“Indien een ingezetene niet kan worden bereikt, van hem geen aangifte van wijziging van zijn adres of van vertrek is ontvangen als bedoeld in artikel 2.20, eerste lid, of 2.21, eerste lid, en na gedegen onderzoek geen gegevens over hem kunnen worden achterhaald betreffende het verblijf in Nederland, het vertrek uit Nederland noch het volgende verblijf buiten Nederland, draagt het college van burgemeester en wethouders van de bijhoudingsgemeente ambtshalve zorg voor de opneming van het gegeven van het vertrek van de ingezetene uit Nederland.”
Drie elementen
In artikel 2.22, eerste lid, Wet BRP zitten drie elementen. In de eerste plaats kan iemand door de gemeente niet worden bereikt. Ten tweede moet de gemeente constateren dat geen aangifte is ontvangen. Omdat onbekend is waar de persoon verblijft en dus ook onbekend is van welke aangifteplicht hij in gebreke is gebleven, is het voldoende om te constateren dat in ieder geval geen enkele van de bedoelde aangiften is ontvangen. Tot slot moet na gedegen onderzoek blijken dat geen verblijf- en adresgegevens achterhaald kunnen worden. Drie elementen waarop een besluit van de gemeente kan sneuvelen.
Rechtspraak
De meeste rechtspraak over dit onderwerp spitst zich toe op de feitelijke vraag waar iemand al dan niet woont. Een aangifte is doorgaans niet gedaan en als een gemeente aanleiding te vermoeden heeft dat iemand ergens niet (meer) woont, wordt er onderzoek verricht dat de toets van de rechter kan doorstaan. Ook moet ‘het niet kunnen bereiken van de ingezetene’ niet te letterlijk worden opgevat (ECLI:NL:RVS:2021:59). Vaak is er wel contact tussen gemeente en de personen waar het om gaat, maar wil men niet zeggen waar gewoond wordt of kan dat niet goed onderbouwd of aangetoond worden. In dit geval is de persoon niet bereikbaar in de zin van de wet.
Geheel aan waarneembare omstandigheden
Bij de toepassing van de Wet brp moet aan de hand van een geheel van waarneembare omstandigheden worden beoordeeld waar iemand woont, waarbij de plaats waar de betrokkene ’s nachts pleegt te slapen een grote betekenis kan hebben. Als iemand op meer dan één adres woont, is het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar het meest zal overnachten het woonadres en als iemand niet op één of meer adressen woont, is het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten het woonadres.
Meten is weten - feiten zijn feiten
Meten is weten, een vaak gehoorde uitspraak. In het verlengde hiervan kun je denken: feiten zijn feiten. Toch ligt dit niet hetzelfde. Feiten en omstandigheden vragen duiding, interpretatie. Dat is waar het interessant wordt en dit is ook waardoor een Raad van State er anders naar kan kijken dan een rechtbank of gemeente. Zie voor een sprekend voorbeeld: ECLI:NL:RVS:2024:1057. Wij gaan deze zaak in deze blog niet ontleden, omdat we alleen maar kunnen herhalen hoe rechtbank en vervolgens Raad van State kijken naar dezelfde feiten, verklaringen en omstandigheden. In het algemeen kunnen we zeggen dat de verklaring dat iemand even ergens niet woont omdat hij op vakantie is, of is geweest, zowel een geloofwaardige als ongeloofwaardige verklaring kan zijn. In de bouwvak is de verklaring best aannemelijk, als het om februari, maart en april gaat een stuk minder.
Motiveringsbeginsel
Het is voor gemeenten zaak in een besluit de feiten, omstandigheden en verklaringen goed te wegen en vervolgens te motiveren hoe tot een ambtshalve uitschrijving wordt gekomen. Uiteindelijk gaat het erom dat er inzicht moet zijn in de interpretatie van de feiten door de gemeente. Niets nieuws onder de vakantiezon: het motiveringsbeginsel staat niet voor niets in de Algemene wet bestuursrecht. Het kan echter nooit kwaad hier na de zomervakantie weer scherp op te zijn.
Tot het zover is: een fijne vakantie!